Het Dertiende Eon in het Gnosticisme.
Boven de hemelen van het licht, voorbij de twaalfvoudige kringen van volheid, daar waar stilte zichzelf aanschouwt, ontwaakt het dertiende eon. Geen plaats, geen tijd, maar een adembeweging van het Eeuwige Zelf.
Deze beschouwing gaat over het dertiende eon zoals dat voorkomt in de gnostische traditie, met name in geschriften als de Pistis Sophia en verwante teksten uit de Koptisch-gnostische literatuur van Nag Hammadi.
In de gnostische kosmologie is het heelal geen neutrale ruimte, maar een hiërarchisch opgebouwde werkelijkheid, samengesteld uit opeenvolgende emanaties van het goddelijke. Uit de onuitsprekelijke Bron, de Ongeziene Vader of het Oneindige Licht (Bythos), vloeien eonen voort. Eonen zijn hemelse machten of emanaties die elk aspect van het goddelijke bewustzijn verwerkelijken. Deze eonen samen vormen het Pleroma, de volheid van het zijn, waarin niets ontbreekt en waar harmonie heerst.
Binnen veel gnostische systemen worden twaalf eonen genoemd, die paren vormen (syzygies) van mannelijke en vrouwelijke principes. Maar sommige tradities en vooral de Pistis Sophia, spreken van een dertiende eon, dat zich boven of buiten de twaalf bevindt. Dit dertiende eon is geen gewone sfeer binnen de kosmos, maar een grensgebied. Het is de drempel tussen de volheid (Pleroma) en de lagere werelden waarin onwetendheid, materie en vergankelijkheid heersen.
De figuur Sophia (Wijsheid) speelt hierin een centrale rol. Zij behoort oorspronkelijk tot de hogere eonen, maar zakt, uit verlangen naar de kennis van de Vader of uit overmoed, neer in de lagere regionen. In haar val wordt zij gevangen in de chaos en haar roep om redding vormt de dramatische kern van de gnostische mythologie. Wanneer Sophia door Christus of het Licht wordt verlost, stijgt zij opnieuw op, niet alleen tot haar oorspronkelijke plaats, maar tot het dertiende eon. Het dertiende eon is een nieuwe bestaanssfeer die haar transcendentie en verlossing uitdrukt. Daarmee wordt het dertiende eon het symbool van voltooiing en herstel, maar ook van transfiguratie. Het is geen eenvoudige terugkeer naar het begin, maar een nieuw begin op een hoger niveau van bewustzijn. De kosmos wordt niet eenvoudigweg hersteld, nee hij wordt verheven. De val van Sophia, haar lijden en verlossing, worden zo tot het paradigma van de menselijke ziel. Ook de mens is een vonk van het Licht die gevallen is in de materie en die door gnosis, innerlijke kennis, de weg terugvindt naar zijn ware oorsprong.
In sommige interpretaties is het dertiende eon daarom het rijk van de verzoende tegenstelling, daar waar kennis en onwetendheid, licht en duisternis, mannelijk en vrouwelijk, niet langer verdeeld zijn. Het is de sfeer van zuivere eenheid na de dialectiek van scheiding.
Theologisch gezien kan men het dertiende eon zien als de esoterische hemel, de uiteindelijke bestemming van de ziel die niet alleen verlost is, maar ook bewust deel uitmaakt van de goddelijke volheid. De thuiskomst in Het Rijk van Éón. In wat modernere taal zou men dit kunnen beschrijven als een toestand van geïntegreerd bewustzijn, waarin de mens niet slechts terugkeert naar God, maar zelf transparant wordt voor het goddelijke.
Zo staat het dertiende eon in het gnosticisme voor de kroon van de schepping, namelijk de herstelde wijsheid, de verheven Sophia en de mens die zijn hemelse oorsprong herkent. Het is het mystieke punt waar kennis overgaat in licht en licht in liefde, het einddoel van de gnostische weg.
wanneer kennis gloeit in het hart,
wanneer het innerlijke oog het
Eeuwige aanschouwt,
dan opent zich het dertiende eon,
de stilte achter alle stemmen,
de vrede voorbij het weten,
het Licht dat zichzelf bemint.
J.J.v.Verre.

Reacties
Een reactie posten