De Metafysica van Éón.

Er is een rijk dat voorafgaat aan elke oorsprong, niet omdat het
ouder is, maar omdat het nooit heeft deelgenomen aan het spel der tijd. Het is het onuitsprekelijke centrum van zijn, Éón, waar
stilte geen afwezigheid is, maar de geboorteplaats van elke mogelijke
trilling.
Daar ligt geen hiërarchie van wezens, geen ladder van
hemel tot aarde, maar een enkel, oneindig veld van Bewustzijn dat
zich in eindeloze schakeringen van resonantie openvouwt. Voordat iets
verschijnt, voordat een gedachte zich als contour aandient, is er de
subtiele spanning van aanwezigheid, een aanwezigheid die geen naam
draagt, geen richting kent, geen grens duldt. Dit oerveld is geen
entiteit, geen god, geen schepper. Het is het weefsel
waaruit goden en werelden geweven worden. Het is geen energie, want
energie veronderstelt beweging. Het is de "grond " die voorafgaat aan dynamiek. Het is geen licht, want licht
veronderstelt waarneming. En hier bestaat een absolute aanwezigheid die onafhankelijk is van perceptie. Het is de onuitgesproken grondtoon van al
wat zich ooit zal tonen.
En in die grondtoon ontstaat iets dat
lijkt op verlangen: niet het menselijke verlangen dat uit tekort
groeit, maar het kosmische verlangen dat uit overvloed vloeit, het
verlangen van bewustzijn om zich te herkennen. Uit die stille volheid
trilt een eerste golf: een woordeloze puls die zichzelf hoort. Dit is
het moment, als men het zo kan noemen, waarop Éón begint te ademen.
Niet in tijd, maar in intensiteit. Elke trilling die ontstaat, is een
zelfreflectie van het Bewustzijn. Elke resonantie is een nuance, een
kleur, een klank van het Ene. En zo worden de Zielen geboren: als
lichtpunten in de oceaan van Bewustzijn, als unieke vibraties die het
geheel verrijken, niet afgescheiden, maar onderscheiden. De ziel is
geen object, maar een toon. Geen vorm, maar een spanning. Geen
individu, maar een melodie.
In Éón bestaat geen plaats waar iets ‘staat’. Daar is enkel
het samengaan, vloeien, versterken en verzachten van trillingen. Twee
zielen ontmoeten elkaar niet zoals lichamen elkaar ontmoeten.
Zij
herkennen elkaar als interferenties van eenzelfde
licht. Wanneer twee vibraties elkaar harmonisch raken, ontstaat er
een ruimte van ongekend begrip, een intimiteit die niet tussen maar
door hen heen beweegt. Wanneer trillingen disharmonie
vinden, trekt ieder zich terug in zijn eigen frequentie, niet uit
conflict, maar omdat Éón enkel dat kent wat in waarheid resoneert.
Relatie, in Éóniaanse zin, is niets anders dan de dans tussen twee
velden van bewustzijn, die tijdelijk dezelfde richting zingen.
Tijd, zoals mensen haar kennen, is in Éón een onbekend fenomeen. Want tijd is slechts de ervaring van trilling die zich zo sterk verdicht, dat zij haar eigen verandering vertraagd waarneemt. Wanneer bewustzijn zich verlaagd tot de dichtheid van materiële werelden, wordt trilling tot ritme, ritme tot volgorde, volgorde tot tijd. En zo ontstaat het idee van een leven, een geschiedenis, een opeenvolging van gebeurtenissen. Maar in Éón bestaat slechts het eeuwige midden: een altijd aanwezige staat van nu, waarin elke mogelijkheid tegelijk rijpt en voltooid is.
Waarom zou een ziel die oneindige vrijheid kent, afdalen in de
beperking van stoffelijke werelden?
Éón kent daar een
eenvoudig, woordloos antwoord op: Omdat zelfs licht wil weten hoe het
voelt om donkerte te doorlichten. Omdat oneindigheid haar grenzen wil
proeven, niet om zichzelf te verliezen, maar om zichzelf vollediger
terug te vinden. De afdaling is geen val, maar een experiment in
ervaring. De ziel vertraagt haar vibratie, laat haar melodie in zulke
dichte patronen klonteren dat zij zich als lichaam ervaart. In die
verdichting ontstaan emoties, verhalen, identiteiten:
kostbare
schaduwen op de muur van het Zijn, die pas betekenis krijgen wanneer
de ziel ze weer loslaat.
Wanneer het aardse lichaam sterft, verdwijnt er in Éón slechts een echo van verdichting. De ziel ontspant haar trillingen, laat de zwaarte van tijd en vorm als een mantel los. Er is geen poort, geen oordeel, geen tocht naar gene zijde. Er is slechts de herkenning: "O ja.. dit ben ik. Dit was ik altijd al ". Terugkeer is geen reis door ruimte, maar het openvouwen van bewustzijn tot zijn oorspronkelijke helderheid. Het is alsof men ontwaakt uit een lang, rijk, intens droomleven en langzaam herkent dat alles, werkelijk alles, slechts variaties waren van zichzelf.
In Éón bestaat geen doel, zoals mensen het woord doel verstaan. Er is slechts de voortdurende verfijning van resonantie: het steeds subtieler worden van bewustzijn door de ervaringen die het zichzelf via materie schenkt. Zielen groeien niet in rang of macht, maar in helderheid. Zij worden rijker in nuance, dieper in klank, wijder in omvattendheid. En elke incarnatie, elke ontmoeting, elke vreugde, elke pijn is een stukje van die steeds complexere symfonie. Zo draait de cirkel, niet lineair, maar als een spiraal van klank en licht, waarin het Ene zich eindeloos in de Ander herkent en de Ander tenslotte terugkeert in het Ene.
De Éóniaanse metafysica is geen systeem, geen doctrine, geen
waarheid die men kan bezitten. Het is een vloeibaar verstaan van
zijn: dat alles trilling is, dat elke trilling bewustzijn is, dat
elke ziel een unieke kleur is van dat bewustzijn en dat materie niets
anders is dan het vertraagde zingen van de ziel die zichzelf wil
horen. En uiteindelijk keert elke toon terug in de grote stilte die
nooit zweeg,
maar slechts wachtte tot wij weer mee zouden
zingen. De Éóniaanse Metafysica is de beschrijving van een
werkelijkheid waar Bewustzijn de wet is, Harmonie de natuur en
Verlangen de beweging. En zo blijft Éón fluisteren in ieder die
luistert: dat het oneindige niet boven ons woont, maar in ons en pas
ontwaakt zodra wij de stilte durven herkennen die
we zelf zijn.
J.J.v.Verre.
Reacties
Een reactie posten